De Coronet werd door Dodge als het nieuwe topmodel van het merk geïntroduceerd. Het model was vergelijkbaar zo’n beetje dezelfde als de Meadowbrook, behalve dat er verschillen waren in afwerking en interieur. Het topmodel was de twee-deurs stationwagon die zitplaatsen had voor zes personen. De Coronet kreeg een 100 PK sterke zescilinder-motor onder de motorkap gekoppeld aan een drieversnellingsbak, wat de wagen tot een top auto maakte in die tijd, en nu een American classic.
Top of the line in 1950
In 1950 bleef de Dodge Coronet het top-of-the-line model: alle functies waren nog steeds identiek aan de Meadowbrook en daarnaast kreeg het model een chromen sierstrip op de wielen, achter spatbordbeschermers en de naam ‘Coronet’ kwam op de body te staan. In 1952 werd de achtpersoons-sedan niet langer aangeboden. In 1953 kreeg de Dodge Coronet een luchthapper op de motorkap met ‘Dodge V-8’ eronder voor de achtcilinder varianten. De Hemi V8-motor levert 140 pk, de zescilinder produceerde 103 PK.
Chrome versiering
Vanaf 1954 kreeg de body chroom versiering inclusief een chromen strip die langs het midden liep. De naam ‘Coronet’ was nu te vinden op de zijkanten van de achterspatborden. Topmodel van de lijn was de vierdeurs Sierra met zes zitplaatsen. De Coronet was ook de officiële pace car van de Indy 500.
Nog meer pk’s
In 1956 werd de Dodge Coronet gerestyled en groeide met zes centimeter. Zowel de zes als de achtcilinder motoren produceerde nu nog meer pk’s. Voor de voorkant was een nieuwe gril ontworpen, die was verdeeld in twee afzonderlijke openingen. De stadslichten werden ook opgenomen in de grille. De voorruit werd een nog stijlvoller ontwerp. Sales waren zeer goed na deze veranderingen. Dodge maakte het wijze besluit om niet te knoeien met het ontwerp van voor 1956. Er werd nu een drukknop voor de transmissie aangeboden als optionele uitrusting. Deze technologie werd geleend van Chrysler en bleek populair te zijn.
NASCAR
De Dodge Coronet D-500 kwam ook in 1956 uit. Onder de motorkap lag een 315 cubic inch V8 die 260 pk leverde. De auto ging van nul tot zestig in minder dan negen seconden. Een van de regels om te concurreren in NASCAR was dat tenminste 500 identieke modellen moesten worden geproduceerd. De Coronet D-550 was het vervolg en een speciaal gebouwd voertuig die bestemd was voor het NASCAR circuit. De auto werd gekenmerkt door een 315 cubic inch Hemi V8 die 285 pk produceerde. Naast een grotere motor, kregen ook de ophanging, banden, remmen en transmissie een update, waardoor het een zeer effectieve muscle car werd.
De ‘forward look’
De Coronet werd opnieuw gerestyled in 1957. Dodge begon met het ‘Forward Look’ design. De wielbasis groeide, evenals de lengte. De auto werd verlaagd en lag nu nog dichter bij de grond. Een van de meest herkenbare kenmerken waren de grote staartvinnen. De koplampen werden onder zogenaamde ‘wenkbrauwen’ geplaatst, waardoor ze weggeklapt kunnen worden. De basismotor wer de L-head zescilinder motor die 138 pk produceerde.
De koplampen
De grille en de koplampen waren ook de belangrijkste wijzigingen voor de Dodge Coronet voor 1958. De koplampen waren nu rechthoekig. De motor werd ook weer verbeterd, naar de krachtige 361-cubic inch V8 met benzine-inspuiting die 333 PK leverde. De Dodge naam stond nu ook in blokletters langs de voorste rand van de motorkap.
Dodge Coronet muscle car
De Coronet naam zou in 1960 niet op een Dodge-model te vinden zijn. Deze verscheen pas weer in 1965 als een middelgrote muscle car met een 426 cubic inch Hemi-motor die 425 PK produceerde. Het was nu een model in het middensegment. De basisversie van de Coronet was uitgerust met een 224-cubic-inch zescilinder motor. Het jaar erna werd de Dodge gerestyled en werd met een centimeter verkort. In 1966 was er ook een Race Hemi leverbaar die meer geschikt was voor dragracen. Het was de meest krachtige productie-auto-motor ooit gebouwd.
Tweedeurs hardtop versie
In 1967 kwam er een R/T-versie, kort voor Road/Track, op de markt als een tweedeurs hardtop versie waar meer dan 10.000 exemplaren van werden geproduceerd. De 440 cubic inch 375 PK sterke V8 motor bracht de auto van nul naar honderd in zeven seconden. Het blok uit dit model was populair op de drag strip. En alsof dat niet genoeg was, kon een 426 cubic inch Hemi-motor worden geplaatst met 425 PK. Slechts 238 voertuigen werden uitgerust met deze krachtige motor. Vijfenvijftig exemplaren werden gebouwd om te voldoen aan de Hot Rod Association Super Stock B regels. Deze SS/B modellen waren uitgerust met de 440 cubic inch V8 motor met 375 PK en 480 Nm aan koppel.
Gladder, ronder profiel
In 1968 werd de Coronet gerestyled en kreeg een gladder, ronder profiel. Quad koplampen werden opgenomen in de volledige breedte van de grille en aan de achterzijde werden de achterlichten opgenomen in een paneel over de volledige breedte. Dit jaar werden er 10.456 Coronet R/T-versies verkocht, 230 exemplaren van de Coronet 426 kubieke inch V8 geproduceerd. De Coronet werd volledig gerestyled: Kuipstoelen, dubbele uitlaat, heavy-duty vering en remmen, dit werd allemaal standaard.
Groter verschil met de Dodge Charger
In 1971 wilde Dodge het onderscheid tussen de Coronet en de Charger vergroten, die tot die tijd veel mechanische componenten, en design elementen deelden, dus werd de nieuwe Coronet op een 118 inch wielbasis geplaatst en het ontwerp werd ronder in vergelijking met het voorgaande jaar. Het driehoekige Dodge-symbool zat nu in de grille, die horizontale balken kreeg. De middelgrote Coronets werden aangeboden als vierdeurs sedan of stationwagen. De basismotor was de 225-cubic-inch Slant zes-cilinder motor met 125 PK, optioneel was een V8-motor leverbaar. De Coronet Custom serie werd ook aangeboden met zes- en achtcilinder motoren. Deze serie had alle standaard opties zoals de basis Coronet maar dan met gekleurde vloerbedekking, tweetoons claxon, een driespaaks stuur en een andere afwerking.
Einde van de muscle car
Het muscle car tijdperk kwam mid jaren 70 tot een einde. Overheidsvoorschriften en een bezorgdheid om de veiligheid betekenden dat de motoren minder zwaar werden gemaakt. Voor de Dodge Coronet besloot Dodge om alleen nog een vierdeurs sedan en stationwagen uit te brengen. De Coronet was Dodge’s basismodel in 1972. De 198 cubic inch zescilinder motor leverde 100 PK, terwijl de 225-zescilinder een even brave 110 PK produceerde. De 318 cubic inch V8 kwam nog slechts tot 150 PK. Veel merken merkten dat het Amerikaanse publiek grotere voertuigen wilde met luxe voorzieningen. Met de Coronet ging Dodge hierin mee. De productie van het model eindigde in 1976.