Toen in 1910 de Deense leraar, Peder Andersen Fisker, een Belgische FN motor zag staan op een parking, zag hij dat de constructie een pak beter kon. Hij besloot om met zijn vennoot, meneer Nielsen, een verbeterde versie op de markt te brengen. Samen waren zij reeds ruime tijd beroemd om hun fabricatie van het wereldbekende stofzuigermerk, Nilfisk. Ze startten hun motorenbedrijf in 1919 maar dat zou slechts negen jaar bestaan. Hun motoren waren kwalitatieve hoogstandjes maar voor de meeste mensen veel te duur. Commercieel gezien kwam het motorenbedrijf niet echt van de grond en was de Nilfisk hun grootste bron van inkomsten. In 1934 nam de zoon van Fisker, Anders Fisker, de draad weer op en bouwde hun Nimbus 1935 tot het jaar 1959.
Nimbus 1935
Om te beginnen had Anders het hele frame hernieuwd in plaats van de, smalend genoemde, kachelpijp. De Nimbus 1935 had nu een dubbel wiegframe van geklonken geperst staal, wat niet echt stabiel was. De voet- en kniesteunen waren verplaatsbaar en al bij al was het een motor geworden met een, voor die tijd, moderne look. Aan het motorblok zelf was niet zoveel veranderd. Een viercilinder met klepveren die door de nokkenas waren aangedreven en zuigers in aluminium. Alle cilinders zaten nu in één blok wat resulteerde dat deze motor nu één cilinderkop telde. De grotere koelribben van de 1935 Nimbus de luxe zorgden voor een opmerkelijke verbetering van het vermogen omdat de motor luchtgekoeld werd. Door de hoofdas liep de bovenliggende nokkenas waarop de dynamo gemonteerd was. Regelmatig smeren was nog altijd nodig omwille van de open kleppen. De Nimbus de Luxe 1935 had als eerste een telescoopvork, BMW volgde maar dat was pas enkele maanden later.
Al was het standaard model nog altijd geschakeld, was de 1935 Nimbus de luxe voetgeschakeld met een versnellingsbak waarbij de versnellingen elkaar opvolgden.
Ondergang van de Nimbus 1935
Omdat de Nimbus de Luxe 1935 duur in aankoop was werden de meeste exemplaren verkocht aan overheidsinstellingen zoals politie, het leger enz. Met een snelheid van 120 km per uur raakten deze motoren door de Deense politie in onmin en de overheid besloot over te gaan op een ander merk. Dit betekende bijna de doodsteek voor de fabriek en in 1956 probeerde Nimbus het tij nog te keren door 50 motoren met een kleppendeksel te bouwen. Helaas mocht dit niet baten en ook de vraag van het bestuur aan de Deense regering voor het verlagen van de aankoopbelasting werd geweigerd. Tot 1976 werden de Nimbus motoren nog altijd gebruikt door de Deense posterijen, al waren deze begrensd op 60 km per uur.